Posted on Mar 4, 2013

Marketing is publishing. Publishing is marketing. Merken zullen dan ook uitgroeien tot uitgevers. Vanuit hun DNA verhalen creëren die informeren en inspireren, en het leven van mensen verrijken. Relevante content in de juiste context. Maar dat hadden ze in de Betuwe al aan het begin van de vorige eeuw begrepen.

Merken worden uitgevers. Misschien had de Tielse jamfabriek ‘De Betuwe’ wel de Nederlandse primeur. De jammakers uit die stad, ooit gespecialiseerd in azijn en later in koffiesurrogaten, maakten al aan het begin van de vorige eeuw reclame voor hun vruchtenproducten. Moest ook. De concurrentie op het jamschap was moordend. En met een weinig zeggende geografische naam als ‘De Betuwe’ scoor je vooral op de atlas. Daarom verwenden ze vanaf de jaren twintig mensen met presentjes. Zoals gratis boekjes, verpakt bij de jams. Een aantal vond ik nog op zolder bij mijn ouders: mini-sprookjes van 4 bladzijden in een boekje van 5 bij 5,5 centimeter; een verhaal over een jongetje dat op vakantie was in Tiel en de vruchten van de Betuwe ontdekte; en twee series van acht verschillende tekenaars waarin steeds een product van ‘De Betuwe’ de hoofdrol speelde.

Piet Pelle
Weinig consistent deze Betuwse kinderbibliotheek. Daarom was het tijd voor iets meer relevants. Kon het Amsterdamse reclamebureau niet een list verzinnen. Een figuurtje à la Piet Pelle van Gazelle (1908), het Michellinmannetje Bibendum (1898) en het Droste Mannetje (1923). Het ‘De Betuwe’-icoontje werd in 1935 een mannetje met een koksmuts en een dik frambozenlijf met armpjes en beentjes van rode bessen. Alleen die naam, hoe moest dat fruitige ventje heten? ‘Desnoods noemen we hem Flip’, riep de reclamedirecteur bijkans wanhopig, en dat werd zijn naam: Flipje. Dat vruchtenvolle kereltje zou niet alleen uitgroeien tot het gezicht van de Tielse jamfabriek, maar tot het beeldmerk van het hele dorp.

Flipposcoop
Eerst verscheen Flipje in het boekje ‘Flipje en zijn vriendje de Aap’, getekend door de bekende Nederlandse kinderboekentekenaar Daan Hoeksema, één van de eerste striptekenaars van ons land. Maar Flipje beleefde zijn echte doorbraak vanaf 1936. Niet in een boekje, maar op een filmstroken. Strepen papier van elk een meter lang met steeds een avontuur van Flipje met zijn kornuiten verpakt in tien plaatjes. Te verkrijgen bij de jam. Die stroken kon je afspelen in de Flipposcoop, een kartonnen mini-thuisbioscoop die je zelf in elkaar moest knippen en plakken. Spectaculair in die tijd. Door te draaien aan twee stokjes konden kinderen de stroken doorspoelen. Een zaklampje aan de achterzijde zorgde voor de verlichting. Hoe meer jampotten je kocht, hoe meer ‘films’ je thuis op het YouTube-kanaal van Flipje had.

Dunne boekjes
Het idee achter de Flipposcoop was dat de boekjes voor kinderen te doods waren, en dat ze de avonturen van Flipje in hun minitheater thuis aan hun vriendjes zouden vertonen en ook hun ouders in hun spel zouden betrekken, en dat werkte. In 1948 komt er een tweede versie van de Flipposcoop. In 1955 gaat die dicht, en worden de stroken per serie gebundeld in dunne boekjes. De eerste vier verschijnen in 1955. De introductie van die boekjes doet Flipje zelf. Met een helikopter landt hij onder het gejoel van tienduizenden kinderkeeltjes in onder meer Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. In totaal verschijnen 46 van die dunne boekjes, elk 24 pagina’s. Vier boekjes per jaar, met elke drie maanden een nieuw deeltje met nieuwe Flipje-avonturen. Ook komen er verzamelbandjes voor steeds 8 exemplaren. In 1977 worden de boekjes opnieuw uitgegeven in een tweede druk. Je kon ze sparen door zegeltjes van het etiket van ‘De Betuwe’-producten te knippen. Die plakte je op een briefkaart en stuurde je naar Tiel waarna je de boekjes gratis thuis kreeg.

Jasper Aap
De Flipje-verhaaltjes vertellen over zijn geboorte in Kabouterland (een fee tovert hem uit een flinke framboos). Hij gaat naar school, helpt de ijscoman, krijgt verkeersles, kortom, hij leert dingen die kinderen ook moeten leren. Na enkele afleveringen landt Flipje met een luchtballon in Dierenland waar hij woont in het pension van juffrouw Schaap die fungeert als een soort moeder. Zijn vriendjes zijn Flapoor Olifant, nogal lomp en niet echt de slimste; Jasper Aap, een deugniet vol kattenkwaad; en Bertje Big, een luie veelvraat. Verder komen regelmatig voorbij Kroesje Beer, Mauwmauw, Treesje Boe, Dokter Poedel, en Mijnheer Gorilla voorbij. De moraliserende verhaaltjes delen bijna allemaal hetzelfde stramien. Zijn vriendjes willen een streek uithalen. Flipje waarschuwt dat zed at toch vooral niet dienen te doen, en ja, als het dan toch weer fout gaat, is er altijd zijn goede les of raad en trakteert hij op limonade, jam of appelsap van, jawel, afzender Maatschappij ‘De Betuwe’ te Tiel.

Revival
Zoals elk stripfiguur veranderde Flipje met de jaren. De ‘oerflip’ uit 1935 is een ietwat houterige dikke framboos op klompen. Hij had niet echt een duidelijke gezichtsuitdrukking en op zijn hoofd stond een hoge rechte koksmuts. In de jaren vijftig is Flipje op dieet geweest. Draagt hij met laarsjes en een brede muts met meer plooien. Ook heeft hij meer menselijke verhoudingen, blozende appelwangen en een schalkse lach. In de jaren 70 krijgt hij –wellicht vanwege de geboorte van onze aanstaande koning- een soort Willem Alexander look and feel, en dat betekent een flinke blonde bos zonder enige diepgang. Daarna is het met Flipje gedaan. Zijn moralistische lessen passen niet langer in de tijd. Maar Flipje slaat terug. In 1985 verschijnt ‘De nieuwe avonturen uit het land van Flipje’ incluis een cd met liedjes waarin onze fruitvriend en zijn vriendjes nauwelijks lijkt op de oude figuurtjes. In 2002 krijgt het frambozenmannetje opnieuw een wedergeboorte met stripboeken, gevolgd met een tweede deel in 2003 en derde deel in 2005. En kijk in 2007 wordt Flipje geherintroduceerd door de nieuwe jameigenaar Hero middels een nieuw voorleesboek.

Flip-Wip
Flipje speelt niet alleen de hoofdrol op stroken en in boekjes. Hij groeit uit tot het symbool van ‘de Betuwe’ en de stad Tiel. Het frambozenventje verschijnt op briefpapier en in advertenties. Hangt aan de muur bij kruideniers en groentenwinkels. Verder zijn er speldjes en sleutelhangers van hem en zijn vriendjes. Flipje is alom. En wie speelde in 1952 niet Flip-Wip. Een voorloper van het latere hoedje-wip. Prijs: 8 Flipje-zegeltjes die zaten bij de Prima-jam of Huishoudjam, of 16 Flipje-zegeltjes van de Ring-jam. Te plakken in de speciale Flipje-spaarfolder waar je kon sparen voor tal van Flipje-parafarnalia. Flipje kaarsen, vrachtwagen Flip, Flipje t-shirt, Flipje single (‘Het grote Fliplied”), Flipje kussentjes, Flipje schort, Flipje puzzel, Flipje klok, Flipje bretels: er is waarschijnlijk geen Nederlandse fabriek die al zo vroeg, en zo handig en veelzijdig reclame(artikelen) inzette met in de hoofdrol zijn eigen merkbeeld.

Boegbeeld Tiel
Ook waren er kleurwedstrijden om kinderen aan zich te binden. Met als hoogtepunt in 1960, ter gelegenheid van het 75-jarige bestaan van de fabriek, ‘Flipje’s grote nationale kleurwedstrijd’ waarbij je onder meer 45 Gazelle-fietsen, 45 waterdichte Pontiac-horloges en 30 Kodak-toestellen kon winnen naast 2500 prachtige troostprijzen. Flipje kon al vroeg barteren en reclame maken voor andere merken ook. Voor ouderen zijn er puzzelwedstrijden met geldprijzen vanaf 1000 gulden. En ondanks dat de fabriek in Tiel allang is gesloten, blijft Flipje het boegbeeld van Tiel, want wie Tiel zegt, zegt Flipje.

Opvoeder
Waarom was Flipje zo succesvol? Zijn avonturen en verhaaltjes reikten verder dan jam. Ging over blozend gezond fruit uit de eigen Hollandsche Betuwe. Flipje voedde op een grappige en gezond manier kinderen. In de mond en tussen hun oren. Hij bracht ze groot en fungeerde aldus als een soort side-kick van hun ouders. Dat verhaal vertelde hij steeds binnen de juiste context. In boekjes, met de Flipposcoop, op billboards, in kranten, op elke plek waar de doelgroep was en via elk medium waarmee hij het leven en huis van mensen kon binnendringen. Flipje was de dagelijkse portie Vitamine-C.